Nieuwe oogst

Heel in de verte hoort hij ze; ze lachen, ze vloeken en ze zingen. Om meer te kunnen genieten van wat er zich daar afspeelt, pakt hij zijn verrekijker en loopt ermee naar het verste hoekje van zijn balkon. Als hij op zijn tenen staat, kan hij ze zelfs zien. Weliswaar niet zo heel scherp maar toch genoeg om even heel dichtbij te komen. Hij proeft de sfeer en voelt de oktoberzon op zijn rug branden.

"Wat moet het toch heerlijk zijn om daar buiten te zijn", denkt ie. "Zo vrij als een vogeltje, je handen laten wapperen, samen werken en na het werk moe maar voldaan terug naar huis."

In a split second denkt hij eraan om over de hekken te klimmen. Zijn hart maakt even een sprongetje! Maar even snel als dat ie opkwam, glijdt deze gedachte weer weg. Zijn hoofd neemt het weer over en zegt dat het niet kan. Hij weet het nu ook, het kan niet.

Over zijn wangen druppelt één langzame traan die er zijn tijd voor neemt om tegen de zwaartekracht te vechten. Deze onverwachte momenten van innerlijke strijd verwarren hem." Hij heeft toch niks te klagen. En er zouden toch legio mensen in zijn schoenen willen staan." Het zijn deze zinnen die door zijn hoofd spoken en die zich herhalen en herhalen. Doodmoe wordt ie ervan.
Terneergeslagen klimt hij van het balkon af en loopt weer terug naar binnen. In de badkamer plenst hij wat water over zijn gezicht en hij kijkt in de spiegel.

Wie ben jij?"vraagt hij aan het spiegelbeeld.

Zijn naam is koning Kwiebus en hij praat tegen zichzelf in de spiegel van de badkamer. Hij is koning, dat is zijn werk en daar is ie trots op. De mensen van zijn land zijn dol op hem en hij is dol op de mensen van zijn land. Koning Kwiebus heeft het talent om zich te gedragen als een echte koning. Hij is aardig, slim, geïnteresseerd, hij spreekt zijn talen en zoals hij naar de mensen zwaait, doet geen enkele andere koning hem na.

"Wie ben jij?', vraagt hij nog een keer aan het spiegelbeeld.

"Een ontzettende aansteller", hoort hij deze antwoorden.

"Kom op, schouders eronder Kwiebus, met zeuren en huilen wordt het vastniet beter".

Koning Kwiebus draait zich om en loopt weg van zijn spiegelbeeld, dit is wel het laatste commentaar waar hij op zit te wachten.

Dan gaat de voordeurbel en omdat het al half zes geweest is, moet koning Kwiebus zelf de deur open doen. Met een grote zwaai trekt hij de voordeur open en hij schrikt even als hij ziet wie er voor hem staan".

"We komen u het eerste kissie groene appels aanbieden, koning. Vanochtend hingen ze nog aan de boom". Koning Kwiebus lacht en schudt de handen van de boeren en knechten die schoongeboend voor hem staan. Een beetje onwennig schuiven ze op en neer en om de spanning te breken, neemt de koning een appel uit het kistje en neemt een flinke hap.

"Heerlijk", roept ie uit, "je proeft meteen dat dit nieuwe oogst is". "Vorige week liet ik ze nog uit Frankrijk komen maar deze zijn veel lekkerder". De boeren glimmen van trots, de koning vindt hun appels veel beter dan die van de Fransen!"

"We vinden het heel gezellig hier bij u majesteit", zegt de oudste boer dan, " maar we moesten maar weer eens gaan, majesteit, er hangt nog een hoop werk op ons te wachten". "Dus als u ons wilt excuseren"

"Ja ,ja, ja antwoordt koning Kwiebus net iets te snel, "ik snap het want voor mij is het natuurlijk ook weer tijd om aan het werk te gaan". Het land kan je niet laten wachten tot morgenochtend,vindt u niet", lacht hij verder. De boeren knikken en er wordt weer uitgebreid handen geschud en dan vetrekt het gezelschap, koning Kwiebus druk zwaaiend achter zich latend.

Als ze helemaal uit het zicht zijn, loopt de koning weer naar binnen. Hij trekt de deur achter zich dicht. Zijn benen voelen loodzwaar aan. Hij zakt er door en het enige dat hij nog voelt is de kou van de zware eiken paleisdeur onder in zijn rug. En zo zit hij daar op de grond. De aardige, goedlachse koning Kwiebus waarvan iedereen vindt dat hij zo'n fan-tast-tisch goeie koning is.

"Ze zouden me zo eens moeten zien", denkt ie. Hij zet zijn kroon van zijn hoofd en hij heeft de kracht niet om op te staan. Hoelang hij daar zit, weet hij niet maar als plotseling de bel opnieuw gaat en hij probeert om op te staan, merkt Koning Kwiebus dat zijn benen helemaal verstijfd zijn. Hij staat voorzichtig op en het kost hem even tijd om weer helemaal bij zijn positieven te komen. "Waarom zit ik nou in het donker tegen de voordeur?" vraagt hij zich af. En terwijl het hem moeite kost om de voordeur open te trekken, weet hij het weer. "Die boeren met die appels, dat was het."

Buiten is het inmiddels gaan schemeren en onder de lamp van de voordeur , herkent koning Kwiebus één van de boeren van vanmiddag.

"Goedenavond koning Kwiebus," zegt de man. "Ik was hier vanmiddag om de nieuwe oogst aan u te laten proeven"."Koning Kwiebus knikt en zegt"Ja , ik herken u wel ; wat kan ik voor u doen?'

"Mijn naam is Jan Beschuit, gaat de man verder , " ik werk al zo'n 14 jaar in de boomgaard en vanaf een jaar of 5 ben ik de eindverantwoordelijke van het achterste gedeelte van de gaard. In hele drukke tijden, werk ik met mijn mannen mee om de oogst op tijd binnen te krijgen. Zo ook vandaag"

"Waar wil ie naar toe?', denkt koning Kwiebus terwijl hij rust verder uhmt om te horen wat de man te zeggen heeft.

"Toen ik vanmiddag op de ladder stond, zag ik op uw balkon iemand staan met een verrekijker in zijn hand" In de nek van de koning verschijnen langzaam rode vlekken. Hij houdt er zijn hand voor. "Ik kon niet zien wie het was, gaat Jan Beschuit verder maar aan zijn gestalte te zien, leek het erop dat het iemand was, die het heel erg leuk zou vinden om ook eens bij ons in de boomgaard te werken." Koning Kwiebus krijgt het nu erg warm.

" En nu wil ik aan u vragen of u aan diegene wil doorgeven , dat ik morgenochtend om 9.00 uur bij de ingang van de gaard op hem wacht. Koning Kwiebus trekt zijn gezicht in de plooi maar voordat hij kan antwoorden, zegt Jan Beschuit: De vlekken in de nek van de koning rukken in flink tempo op naar zijn gezicht.

"Wat moet hij hier nou op zeggen?" Hij trekt daarom maar zijn gezicht in zijn meest Koninklijke stand en doet zijn mond open. Voordat er woorden uit komen, onderbreekt Jan Beschuit hem. "Ik realiseer me alleen nu pas dat het heel moeilijk is om diegene te vinden", zegt hij.

Pffff, koning Kwiebus is gered . Weet u wat, gaat hij resoluut verder, "dan komt u toch gewoon zelf! " 9.00 uur bij de poort van de boomgaard, ik reken op u koning Kwiebus." Jan Beschuit draait zich om en loopt met een grote glimlach op zijn gezicht van het bordes af.

Koning Kwiebus loopt naar binnen, dikke tranen glijden over de wangen van de koning. Hij gaat morgen iets doen wat hij echt zelf wil.